Interview Jeanette Winterson

Posted by on Mar 6, 2011 in Geschreven, Interviews | No Comments

De Britse schrijfster Jeanette Winterson over kunst in een wereld die balanceert op de rand van de afgrond.
‘We zijn zelfdestructief.’

W

staat voor Winterson. Genes­teld in een grote stoel voor een brandend haardvuur, kop kruiden­thee bij de hand. We zitten in de kleine rode hoekkamer van haar Lon­dense bovenwoning. Achter de ramen raast de stad voorbij: trendy mensen op weg naar clubs, toeterende auto’s en een zweem van schreeuwerige kerstverlichting. Binnen knet­tert alleen de open haard. Ze is een kleine, spichtige vrouw. Grijze knielange rok, grijs gebreid vest en sprankelende bruine ogen. Zorgvuldig balanceert ze van vraag naar vraag. Ze praat in zangerig-beleefd Brits.

W

 staat voor wonderkind. Een enfant terrible was ze, toen ze op vierentwintigjarige leeftijd literaire faam verwierf met haar semi-autobiografische debuut Oranges Are Not the Only Fruit. Daarin schrijft ze, in de voor haar kenmerkende poëtische stijl, over haar jeugd. Naar eigen zeggen niet geheel waarheids­getrouw: ‘De vrolijke passages heb ík erbij verzonnen.’ Al gauw kreeg Winterson in de media het stempel van arrogante betweter. Ze aarzelde niet om zich in interviews te meten aan schrijvers als Virginia Woolf en om de, naar haar smaak, mindere goden genadeloos af te kraken. Een legendarisch boos bezoekje aan een kritische journalist droeg alleen maar bij aan haar haaibaaienimago. Dat er negatief over haar geschreven werd, kon ze vroeger niet verdragen.

Inmiddels ligt die tijd zo’n twintig jaar en niet minder dan vijftien boeken achter haar. Wintersons oeuvre bestaat uit succesvolle romans als De passie en Het Powerboek, maar ook verhalenbundels, twee kinderboeken, filmscenario’s en dat ene fitnessboek waar ze liever niet aan herinnerd wordt. Binnenkort verschijnt de Nederlandse vertaling van haar nieuwe roman De stenen goden en in december verzorgt ze in Amsterdam de prestigieuze Belle van Zuylen Lezing. De cryptische titel van haar lezing: The Cup, the Knife, the Compass and the Remedy. Over de inhoud wil ze nog niet veel kwijt. Maar het gaat over kunst, dat wil ze wel vertellen. En dan steekt ze toch bevlogen van wal.

‘Kunst is een onmisbare levensbehoefte,’ vertelt ze, elk woord in de zin nadrukkelijk articulerend. ‘Het is net zo belangrijk als eten, drinken, slapen. Kunst is geen luxe! Geen extraatje voor als het goed gaat met de wereld. Anderzijds kan kunst nooit een onderdeel zijn van de kapitalistische samenleving. Kunst functioneert namelijk niet zoals de wereld vandaag hoort te functioneren. Kunst laat zich niet leiden, opjagen of kanaliseren. Juist daarin schuilt haar grote kracht.’Maar kunst laat zich probleemloos verhandelen.’Jazeker, en Michelangelo had vijf paleizen en Shakespeare was bepaald geen armoedzaaier. Niks mis daarmee. Maar het gaat over meer dan kopen en verkopen; kunst is een volstrekt aparte categorie. Het risico bestaat dat kunst als markt wordt opgeslokt door de wetten van de economie. Alle kapitalistische samenlevingen hebben een ding gemeen: wat ze niet kunnen vernietigen, lijven ze in. Als ze dat lukt, houdt kunst op te bestaan. Kunstenaars zijn vrije geesten. Ze denken op een volstrekt eigen manier, zijn niet afhankelijk van pensioenplannen en hoeven geen verantwoording af te leggen aan een werkgever.’Kunst als vlucht?‘Precies. Kunst is een uitweg. Tegengif. Kijk eens rond: onze geesten zijn collectief vastgeketend aan het computerscherm. Dat vind ik beangstigend. Alles werkt volgens de vierentwintiguurseconomie. Maar ik schrijf in mijn eigen tempo. Nog nooit heb ik een contract getekend voor een ongeschreven boek. Ik weigerde dat te doen toen ik arm was en ik weiger het nog steeds. Ik zou me een slaaf voelen.’

W

 staat voor Woorden. De woorden die in haar laatste boek De stenen goden hebben plaatsgemaakt voor beelden. In de futuristische maatschappij die ze in het boek beschrijft, zijn de letters vervangen door iconen of zelf iconen geworden. Elke letter verwijst slechts naar een paar specifieke woorden. De veelheid aan betekenissen is in het boek verloren gegaan: P staat voor Parkeermeter, S staat voor Solo (een eenpersoonsvoertuig gedreven door zonne-energie). Maar ook: F staat voor Fuck it, althans in de taal van het rebelse hoofdpersonage Billy Crusoe. Winterson: ‘Onze cultuur raakt beetje bij beetje vericoniseerd. Plaatjes worden belangrijker dan woorden. Beelden hebben de toekomst. Als je je realiseert dat de gealfabetiseerde samenleving relatief nieuw is, dat pas rond de helft van de negentiende eeuw de bevolking op grote schaal begon te lezen en te schrijven, wordt het gevaar alleen maar reëler. Want ontwikkelingen die razendsnel opkomen, kunnen net zo snel weer verdwijnen.’

Een ongeletterde toekomst?
‘Ja, als je erover nadenkt, is die vericonisering een stap terug naar de Middeleeuwen. Dat bedoel ik niet negatief. Maar het is anders en we moeten nadenken over wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.’Maatschappelijke verruwing, misschien? Minder ruimte voor subtiliteit?‘In veel opzichten worden we ruwer, onbeschaafder. Op technologisch terrein hebben we natuurlijk vooruitgang geboekt, maar ik weet niet of je hetzelfde kunt zeggen over onze sensitiviteit, over onze creativiteit en verbeeldingskracht. Het feit dat we wasmachines en iPods hebben, betekent niet dat onze zinnen verfijnd zijn.’ Ze pauzeert, kijkt naar het vuur, zucht. ‘Misschien zijn we wel afgestompt. Ik weet het niet. Misschien zijn we, in marxistische zin, te veel gefocust op onze dierlijke behoeften en verliezen we de menselijke behoeften uit het oog. Kunst is er niet om mensen te leren lezen, kunst is waar je mee kennismaakt nadat je hebt leren lezen en schrijven.’

Wat betekenen woorden voor u?
‘Woorden zijn de meest geavanceerde middelen om complexe en genuanceerde emoties en gedachten over te brengen. Als je de woorden niet hebt om iets uit te drukken, valt het veel moeilijker te begrijpen. Maar dat geldt ook voor gevoelens: als je niet de woordenschat bezit om emoties uit te drukken, zullen die emoties zelf langzaamaan verschrompelen en sterven. En dat is precies wat er nu aan de hand is. We worden steeds minder flexibel in ons denken. Neem bijvoorbeeld de televisie: de woordenschat die daar gebezigd wordt, is dramatisch beperkt. Zelfs op de BBC praat iedereen in soundbites. Wat verloren gaat, is de complexiteit van argumenten. Je raakt gewend aan een denkniveau dat nergens meer wordt uitgedaagd. Een boek lezen, is al gauw te ingewikkeld. Een kwestie als het Midden-Oosten valt niet in soundbites te vatten en dus haken de mensen af. Wanneer je die redenering doorvoert, kom je tot een onontkoombare conclusie: als onze taalkennis blijft slinken, zullen steeds meer mensen de wereld minder goed begrijpen.’

W

 staat voor waarheid. De waarheid van haar streng gelovige adoptieouders die niet de hare was. Winterson groeide op in het Britse dorpje Accrington, haar vader was predikant, beide ouders waren fundamentalistische aanhangers van de pinkstergemeenschap. Tot haar zestiende stond ook Winterson te prediken op straathoeken. Toen werd ze verliefd op een vrouw en brak met haar pleegouders. Ze herinnert zich vooral de onverschilligheid die het wereldbeeld van haar ouders behelsde. Welke problemen haar ouders ook ondervonden; er was altijd de zekerheid van de wederopstanding. Altijd die tweede kans. In haar woorden: ‘Het idee dat de wereld zou vergaan, was voor mijn ouders helemaal niet beangstigend.’ Wel voor Winterson. De stenen goden toont een wereld op de rand van de ecologische teloorgang. Toch krijgt ook Wintersons wereld, ironisch genoeg, een tweede kans. Aan de basis van het boek ligt de vraag: wat als we een nieuwe planeet zouden ontdekken waar we als mensheid opnieuw kunnen beginnen? Planet Blue is de naam van Wintersons planeet-van-de-tweede-kans. Wintersons Blue New World flitst van de nabije toekomst naar de achttiende eeuw naar vijfenzestig miljoen jaar geleden. Met hetzelfde, zich herhalende verhaal en hetzelfde tragische liefdeskoppel in de hoofdrol. Om te besluiten met de veelzeggende zin: ‘Alles draagt het stempel van wat het ooit is geweest.’ ‘De stenen goden’ is zonder meer een boek-met-een-boodschap. ‘Jazeker. Dat is de predikant in me die toch naar buiten wil treden om haar boodschap te verspreiden. Ik wil de wereld verbeteren.’

Wat heeft u ertoe aangezet dit thema te behandelen?
‘Teleurstelling, denk ik. Teleurstelling in deze eeuw. Stiekem dacht ik dat de eenentwintigste eeuw prachtig zou worden, ik ging het jaar 2000 optimistisch in. Things were looking good. Wie had in 2000 kunnen vermoeden dat er zeven jaar later grote geloofsoorlogen zouden worden gevoerd en dat de ecologische problematiek desastreuze vormen zou aannemen?’ Ze buigt voorover: ‘Wat de ecologische problematiek vandaag uniek maakt, en daar gaat De stenen goden over, is dat ons eco-?systeem uit balans is. De gevolgen daarvan zijn niet te overzien. Ik ben ter voorbereiding van het boek in de materie gedoken en de cijfers zijn gruwelijk. Een nucleaire oorlog valt misschien nog net te voorkomen. Misschien. Maar ik weet eerlijk waar niet of de mensheid de huidige milieuproblemen zal overleven.’

Uw roman beschrijft een doemscenario.
‘Ja, maar tegelijk is het realistisch. De meeste mensen hebben geen flauw idee hoe erg we eraan toe zijn. Dat intrigeert me: hoe kan het dat we als mensheid erin slagen alle goede uitvindingen om te keren in een marteling voor onszelf? We hebben zoveel goede ideeën en passen ze vervolgens toe om onze levens om zeep helpen. We zijn zelfdestructief. En zij die denken dat het allemaal wel losloopt, zijn dom. Echt. Voor hen is de maan waarschijnlijk van roomkaas en de wereld plat.’

Maar wat drijft u om hier een boek over te schrijven?
‘Ik wil mijn betrokkenheid tonen. Is dat niet wat schrijvers doen? In hun verbeelding zoeken ze betrokkenheid bij beschadigde plekken. En onze wereld is een beschadigde plek. Dit voelde voor mij als het juiste moment om erover te schrijven. En als het aan mij ligt, besteed ik de rest van mijn dagen aan het schrijven van betrokken boeken over actuele maatschappelijke kwesties.’

Predikant Winterson verspreidt haar boodschap in wereldwijde bestsellers?
‘Nee, want dan zou ik een thriller als De Da Vinci Code moeten schrijven. Kijk, Dan Brown is vast een aardige kerel, maar het is me allemaal te simpel. Zulke simpele dingen heb ik niet in de aanbieding. Ik lees Harry Potter voor aan mijn pleegkinderen, maar J.K. Rowling kan niet het hoogtepunt van de literatuur zijn. Het is eenvoudigweg niet goed genoeg. En toch zullen veel meer mensen haar boeken lezen. Als miljoenen mensen mijn boek zouden willen lezen, zouden ze het kopen. Dat is dus niet zo.’

Misschien is het toch een idee om uw boodschap Potteriaans over te brengen aan de massa in een even groots als toegankelijk boek?
‘O, maar die boeken bestaan al. Ze zijn griezelig en hebben namen als Mein Kampf.’

Verdraagt het merendeel van de lezers geen complexe materie?
‘Kunst voor de massa bestaat niet. Echt niet. Het grote publiek is misschien vandaag de dag geïnteresseerd in Andy Warhol, maar niet toen hij pas begon te schilderen. Elke kunstenaar begint met een klein publiek. Pas na de dood kan de mythe ontstaan.’

Is dat geen paradox: in uw optiek is kunst een levensbehoefte, maar tegelijkertijd niet bedoeld voor de massa?
‘Tja, voor kunst moet je moeite doen. We leven in een switch-on-society, alles moet met een druk op de knop geregeld zijn. Het zijn passieve tijden en een activiteit als lezen kost de meeste mensen te veel moeite. Dat betekent het einde van de literatuur en de poezie.’ Ze neemt een slok, blijft even stil. Dan, fronsend: ‘Ik suggereer daarmee niet dat mensen dom zijn, maar dat hun niets geleerd wordt. Wat we moeten doen, is zorgen voor beter onderwijs. Hoe willen we lezers verder brengen dan het niveau van twaalfjarigen als het taalgebruik op televisie dat van een twaalfjarige niet overstijgt?’

W

 staat voor wetenschap. Een levenslange fascinatie van Winterson. En in deze sciencefictionroman – een etiket dat ze overigens verafschuwt – kan ze die passie voor de wetenschap botvieren. Winterson: ‘Ik ben echt een verbind-de-puntjes-met-elkaar-persoon. Altijd nieuwsgierig naar dingen die ik niet ken; ik wil weten hoe ze in elkaar zitten. Tegelijkertijd denk ik niet dat die kennis me dichter bij de waarheid brengt. Maar goed, ik heb een abonnement op New Scientist, dus blijkbaar blijf ik heimelijk verwachtingen koesteren.’ Een hoofdrol in ‘De stenen goden’ is weggelegd voor robot Spike, de beeldschone vrouwelijke humanoïde aan wie de wereld haar politieke beslissingen zal overlaten. Een plausibel scenario? ‘Als wij mensen niet langer voor onszelf denken, zullen computers het voor ons doen. Uiteindelijk zullen we niet alleen de kleine berekeningen, maar ook de grote beslissingen aan computers overlaten. Geen twijfel mogelijk. En dan noemen we het “objectieve besluitvorming”. Geloof me, we zijn slechts een stap verwijderd van een computer die ons adviseert of we een land wel of niet moeten opblazen. Geen schuldgevoel: objectieve besluitvorming.’

De verhalen die u schrijft, worden altijd onderbroken, ze zijn zelden lineair. Ook in deze roman verspringt u in tijd en ruimte. Waarom?
‘Ik wil dat de lezer er zich bewust van is dat ze leest. Dat die stopt en nadenkt. Onze geest is een labyrint: er bestaat geen begin, geen midden en geen eind. Al zijn de meeste verhalen zo opgebouwd. Maar de verhaalvorm blijft ook in mijn werk belangrijk. Verhalen zijn als vliegende tapijten: ze nemen je mee naar andere plekken, zowel emotioneel als imaginair. Het samenspel tussen de woorden op papier en de menselijke verbeelding is een spannende chemische combinatie.’

Wel eens verliefd geworden op een van uw personages?
‘Zo vaak! Het kan niet anders. Als je als auteur niet verliefd wordt op je personages, blijft het schrijven een louter theoretische exercitie. Het mooie aan die liefdesrelatie is echter dat je, als het boek klaar is, net zo makkelijk weer out of love raakt. En personages komen niet maanden later in het holst van de nacht op je voordeur kloppen, schreeuwend: “Je zei dat je voor altijd van me zou houden!”’ Ze schaterlacht. ‘Het is een uiterst comfortabele manier van liefhebben.’

Schrijft u in essentie steeds hetzelfde verhaal in een andere vorm of bent u als auteur telkens op zoek naar nieuwe verhalen?
‘Beide. Die twee zijn niet onverenigbaar. Ik geloof dat je als schrijver een centrale preoccupatie hebt, maar die kun je van zoveel verschillende kanten belichten, dat het steeds een nieuw verhaal wordt.’

Maar het blijft fantasie.
‘Onzin! Verhalen zijn echt! Kunst is echt. Net zo echt als deze stoel of deze tafel. Misschien zelfs échter. We weten inmiddels dat dit alles niets meer is dan een hoopje atomen dat net dicht genoeg bij elkaar zit om vast van vorm te lijken. Dus ik zie niet waarom fantasie minder echt zou zijn. Het speelt zich gewoon af in een andere dimensie.’

W

 staat voor wereld. Een wereld op de rand van vernietiging. Een wereld waaraan Winterson haar steentje wil bijdragen met haar boeken. En met het eigen kruidenierszaakje onder haar woning. Een winkel vol kasten die uitpuilen met fraai versierde jampotjes, op kleine schaal geproduceerde olijfolie en biologische pasta’s. Het zaakje is een lust voor het oog van de voorbijganger. Voor Winterson is het een statement: een aankacht tegen de macht van multinationals. Maar zo zoet als haar nostalgische winkeltje is, zo bitter is de toekomstboodschap van haar boek. ‘

De stenen goden’ is donker van toon, pessimistisch zelfs.
‘Misschien. Het is een noodsignaal, maar ik geloof dat we een kans hebben. Het is zoals een van mijn personages zegt: “De geschiedenis van de mensheid is geen zelfmoordbriefje, maar een verslag van onwaarschijnlijke overleving.” Misschien schuilt in die onwaarschijnlijkheid de donkere toon van het boek. Het is maar hoe je het bekijkt.’En wat zal dit boek in het Grote Geheel betekenen?‘Het is iets kleins. Het is een lucifer, een kaarsje. Maar ik voel me niet machteloos. Zodra je je machteloos voelt, you’re fucked. Want dat is precies wat de machthebbers voor ogen hebben. Ze willen ons op dat wankele evenwicht houden: we moeten ons nét belangrijk genoeg voelen, maar ook nét betekenisloos genoeg zodat we geen macht proberen uit te oefenen. Maar dit boek, dit winkeltje, dit is wat ik kan doen en ik doe het. En als we allemaal zoiets zouden doen, kan er een wonder gebeuren.’

Meer dan hopen op een wonder zit er niet in.
‘Ach, wonderen gebeuren. Ons verhaal is nog niet afgelopen.’

© Sarah Meuleman | Vrij Nederland, 18 dec 2007

Leave a Reply