Nick Cave
Interviews zÌjn ook vervelend. Na een carrière van drie decennia heb je het wel gezien. Moet je weer opdraven in een speciaal gereserveerde vijfsterrenhotelkamer om je over te geven aan de quasi-belangstelling van de zoveelste journalist. Die ook nog eens schrijft voor een blad waar je de naam niet van kunt uitspreken. Nee, dan liever een fiets huren en lekker slingeren langs de Amsterdamse grachtenÖ
Althans, zo denkt Nick Cave erover en hij steekt het niet onder stoelen of banken. De vijftigjarige dichter, schrijver en muzikant zit kaarsrecht tegenover me. Strak in het pak, de armen gekruist. Hij is ieler dan je zou verwachten: spillebenen in een perfect gesneden broek, een smal, haast doorschijnend wit gezicht, gitzwart geverfde haren en koele blauwe ogen. Nee dank je, geen koffie, geen thee. Gewoon zo snel mogelijk afhandelen. Dit is de man die in een songtekst schreef: ‘If ya wanna talk to me about Love ‘n’ Pain consult my ulcer / He’d be happy to co-operate.’
Journalisten zijn volgens Cave behept met een chronisch gebrek aan verbeelding. Dat leidt hij af uit de stereotiepe wijze waarop hij de afgelopen vijftien jaar is neergezet. Er zit wat in. Sinds tijden staat een interview met Cave garant voor het verhaal van de woeste wildebras die zich bekeerde tot brave huisvader. Ontsnapt uit de borrelende junkie-onderbuik van de samenleving, overgeleverd aan het keurig nine-to-five kantoor-en-huis-bestaan. En dus, zo gonst soms tussen de regels door: een gesneuveld talent, een gecorrumpeerd genie. ‘Je kunt net zo goed copy-pasten,’ laat hij me weten. ‘Want ik weet wat je wilt horen en wat je zult schrijven.’ Het is even stil. ‘Prima,’ zeg ik monter. ‘Zullen we dan maar een eind fietsen?’
Hij lacht. En als Cave lacht, gebeurt er iets: de grote man met de ernstige druipsnor wordt haast een jochie. Je kunt gerust de spot met hem drijven. Sterker nog: hij doet het zèlf op zijn onlangs verschenen album Dig Lazarus, Dig!!! En in de korte zwart-wit promotiefilmpjes die op YouTube te bekijken zijn. Verkleed als Houdini verricht hij dubieuze wonderen van het kaliber Ouijabord en zwevende tafel. Frappant hoe de ‘hogepriester van de punkrock’, die in zijn teksten zo graag flirt met het religieuze, ineens een loopje neemt met spiritualiteit.
Lachen met Nick Cave. Tot vandaag leek het vrij onwaarschijnlijk, en toch… ‘Die lichtere kant van me was er altijd. Luister, ik heb een paar duistere platen gemaakt, dat zal ik niet ontkennen. Maar helaas overschaduwen die de rest van mijn oeuvre. Neem mijn nummers met The Birthday Party. Die worden omschreven als venijnig en wreed. Onzin. Eigenlijk zijn ze verrekte speels!’
Nick Cave wordt te serieus genomen?
‘Ja, ik denk dat het publiek wat ik in het verleden heb gedaan te serieus heeft genomen. Ik schrijf veel vanuit een komische intentie. Ik ben een van de weinige muzikanten die nadrukkelijk proberen om grappige liedjes te schrijven. Echt waar! Ik doe mijn best om leuk te zijn, ga er speciaal voor zitten en grinnik om mijn eigen teksten.’ Hij doet het voor: zijn knokige vingers met drie loodzware gouden ringen krabbelend in een denkbeeldig schriftje. ‘Het is frustrerend dat zoiets niet wordt gehoord.’
Hoe verklaar je dat?
‘Tja, misschien ben ik gewoon geen grappig type. Ik weet het niet. Ik ben helaas geboren met die lugubere klankkleur in mijn stem. Als ik iets vrolijks zing, lijkt het al gauw naargeestig. Maar zo geef ik je toch weer het beeld van die droevige clown. Damn!’
Gruwel en poëzie
Nicholas Edward Cave was twee jaar oud en woonde met zijn moeder en vader, een bibliothecaresse en een leraar, in het Australische dorpje Warracknabeal. Net als zijn vier grote broers wilde hij over het ijzeren hek in de tuin klauteren. Hij probeerde het, maar tuimelde naar beneden en sneed zijn hoofd aan een steen. Cave: ‘Ik vertel je dit omdat het ‘t begin was van een eindeloze reeks ongelukken, kloven, butsen en builen aan m’n hoofd. Het ging zelfs zo ver dat mijn moeder, toen ik voor de zoveelste keer met een bloedend hoofd binnen wandelde, krijste: “Nicholas! Ik heb de vloer net gedweild!”‘ Hij lacht uitbundig. Gruwel en poÎzie; een magische combinatie in de teksten van Cave. Moeiteloos verweeft hij het lieflijke met het duistere: ‘She leaned herself against a fence / Just for a kiss or two / And with a little pen-knife held in her hand / She plugged him through and through.’
Cave was, zo vertelt hij, een onmogelijke puber. Op zijn dertiende werd hij wegens wangedrag van de middelbare school gestuurd. Samen met vriend Mick Harvey richtte hij The Boys Next Door op, later The Birthday Party. Misleidend brave namen voor een gewelddadig punkrockbandje. Over optredens uit die tijd doen de wildste verhalen de ronde: verwoeste popzalen, kabels die door fans werden doorgekauwd, boze feministen die met gebroken flessen het podium op stormden. Broodjes aap of realiteit? Cave haalt zijn schouders op. ‘Doet het ertoe? Soms is de mythe mooier dan de werkelijkheid.’
In de jaren tachtig verhuisde Cave naar Berlijn waar hij furore maakte met zijn Bad Seeds. Hij schreef een filmscript en voltooide zijn debuutroman And The Ass Saw The Angel (1989), die lovend werd ontvangen. Inmiddels staan er veertien albums op zijn naam, live albums en verzameld werk niet meegerekend. Dan weer met The Bad Seeds of in zijn jongste formatie Grinderman. Maar altijd schrijft Cave de teksten.
Je noemt jezelf gedreven door woorden.
‘Ik heb een aangeboren talent voor woorden. Kijk, alles wat ik weet over muziek, heb ik mezelf aangeleerd. Maar die woorden, die waren er altijd. Ik herinner me dat ik een jaar of acht was en een boek van Edgar Rice Burroughs las, over Tarzan. Er stond een passage in over een leeuw die zijn staart heen en weer bewoog.’ Met zijn handen maakt hij een kronkelbeweging in de lucht. ‘”Spasmodic“, stond er geschreven. Ik wist toen niet wat het woord betekende, maar ik herinner me een tastbaar en overrompelend gevoel van opwinding toen ik het las. Het woord greep me. Dat moment wasÖ een bescheiden openbaring.’
Ooit zei je: ‘Mijn nummers weten meer over mij dan ikzelf.’
‘Dat is zeker zo. Mijn nummers zijn altijd intens persoonlijk. Zelfs mijn meest verhalende nummers. Ik heb het talent om, nee, laat ik het anders zeggen: je hebt artiesten die kunnen intunen op wat er in de maatschappij speelt. Nina Simone, bijvoorbeeld, schreef een paar prachtige nummers over de Black Experience. Bruce Spingsteen, Radiohead, dat soort gasten verwoorden in hun songs een collectieve vibe. Ik heb geen fucking idee. Ik kan alleen maar schrijven over mezelf en om mezelf naar boven te stuwen in deze wereld.’
Goddelijke ambities?
‘To-taal niet! Zie het als een vlot dat je hier op, hoe noem je zoiets, de gracht laat drijven. Het zal zinken, tenzij je er een rubberen band omheen zet. Die rubberen band; dat is muziek schrijven voor mij. Het houdt me drijvende.’ Hij kijkt uit het raam. ‘Ik heb het gevoel dat mijn liedjes me troosten. Dat ze me verzorgen. Vooral de meest donkere. Ken je “Nobody’s Baby Now?” Dat eerste couplet; daar ben ik trots op.’ Hij tikt met zijn wijsvinger en reciteert: ‘I’ve searched the holy books / I tried to unravel the mystery of Jesus Christ, the saviour / I’ve read the poets and the analysts / Searched through the books on human behaviour / I travelled this world around / For an answer that refused to be found / I don’t know why and I don’t know how / But she’s nobody’s baby now.’
Sokkel
Nick Cave spreekt verrassend hortend, stotend, bedachtzaam. Hij tast voortdurend de taal af, op zoek naar de perfecte verwoording. Soms kijkt hij me zoekend aan, alsof ik hem aan dat ene woord zal helpen. Hij vertelt over de liefde, zijn vrouw en vier kinderen (van drie vrouwen). Hoe liefdesverdriet zich vertaalt in sterke nummers. Hoe hij jarenlang een heilige missie had: het schrijven van het ultieme liefdesliedje dat de eeuwigheid zou trotseren. ‘Ik wilde een nummer schrijven met een tekst, zo diep verweven met het leven zelf, dat het effect op de luisteraar universeel zou zijn. Ik had een beeld voor ogen: een jongen en een meisje zitten in een auto, ze zijn verliefd en dan komt d·t nummer op de radio en het is alleen nog maar oh baby, begrijp je? Oh baby! Ach,’ snel wimpelt hij z’n woorden weg. ‘Dat klinkt ook veel te ambitieus. Zo ben ik niet. Ik heb een enorme creatieve drive, maar geen ambitie. Ik leef van het ene project in het andere. Ik stort me ergens op, alsof m’n leven ervan afhangt, en als het klaar is: weg ermee! Dan kan het me geen reet meer schelen. Ik ben niet iemand die genoegzaam z’n oude platen zit te beluisteren.’
Geen heimwee naar de woelige tijden?
‘Ik ben niet sentimenteel over het verleden. Weet je, het was ronduit vreselijk vroeger in de studio met de Bad Seeds. Zo volkomen fucked up. Ik was een junkie. Het kostte me een week om mezelf samen te rapen om ÈÈn lullige zin te zingen.’ Dan, met schalkse glimlach: ‘Ach, ik deed andere dingen toen, behalve zingen. Maar tegenwoordig is het een feest met de Bad Seeds. We hebben ontzettend veel plezier gehad bij de opnamen van Dig Lazarus Dig!!! Misschien omdat het allemaal niet meer zo nodig hoeft.’
Gezond, getrouwd, succesvol: wat wil een mens nog meer.
‘Een standbeeld; ik wil een joekel van een standbeeld plaatsen in mijn Australische geboortedorp. Midden op het dorpsplein: een bronzen beeld van mezelf, naakt op een paard en dat alles op een enorme sokkel.’
En waarom zou een bescheiden man zoiets willen?
Bloedserieus: ‘Genoegdoening. Wraak op dat kleine dorp waar mijn vader en moeder een vreselijke tijd hebben gehad. Mijn moeder noemde het Warrackna-bloody-beal. Mijn vader probeerden er toneellessen op te zetten, maar dat werd niet gewaardeerd. Ze werden niet geaccepteerd, waren te arty. In Australie word je genadeloos geveld als je je kop boven het maaiveld durft uit te steken. Ik heb een hekel aan die bekrompen mentaliteit. Het standbeeld zal gigantisch zijn en het zal altijd blijven bestaan. Ook na de Apocalyps.’
Toch een tikje ambitieus misschien?
‘Okay, misschien ben ik ambitieuzer dan ik zelf wil toegeven. Laten we het erop houden dat ik een gedreven waanzinnige ben met een heel laag zelfvertrouwen. En dat zijn we in essentie allemaal, niet?’
Zelfs als vijftiger.
‘Het heeft zo z’n voordelen. Sinds ik vijftig ben geworden, beleef ik een boost van seksualiteit. Een erotische eruptie. En dat heeft niet alleen te maken met tieten kijken. Het is een opwindende blik op alles, op het leven. Alles is sensualized.’ Hij kijkt me fronsend aan. ‘Is dat een woord? Misschien komt het omdat ik tot mijn veertigste drugsverslaafd was en nu pas nuchter door het leven ga. Ik gebruik niet meer, drink niet meer, ben zelfs gestopt met roken. Dat was pas lastig. Toch denk ik dat het de leeftijd is: Gods sadistische spelletje om je, wanneer de fysieke aftakeling nadert, te overstelpen met een overdosis onversneden levenslust. Maar ach, over een paar jaar zal het wel weer als een pudding in elkaar zakken.’
Zie je jezelf nog muziek maken op je zeventigste?
‘No way! Ik vind dat een heleboel bands op leeftijd zouden moeten stoppen. Ik zie muzikanten die vroeger prachtige dingen hebben gemaakt, alleen nog maar shit produceren. Dat wil ik niet meemaken. Zoals ik het nu zie, ga ik netjes op mijn zestigste met pensioen. Ik denk dat het de beste manier is: de minst genante en meest eerlijke.’
Dan spreek ik je over tien jaar nog eens.
‘En dan denk ik er vast heel anders over.’ Zijn ogen glinsteren en hij zet zijn ernstige druipsnor aan een volgend kopje thee.
Kaarsrecht en afstandelijk of glunderend en aimabel: Nick Cave houdt altijd iets onpeilbaars. Iets tartends dat als een schild over hem heen ligt. Dat standbeeld, daar bestaat in ieder geval een maquette van: een aluminium beeld van de smalle man in lendendoek op een steigerend paard. Klaar om de Apocalyps te trotseren. Een beetje Jezus, een beetje Hercules. Nick Cave wil minder serieus genomen worden. Maar dan wèl op een enorme sokkel en tot in de eeuwigheid, graag.
© Sarah Meuleman | Vrij Nederland, 2008, www.vn.nl
1 Comment
spelletjes spelen
October 11, 2011Tof, gelijk naar Een vriend doorgestuurd. Mooie site trouwens!