Lidewij Edelkoort
Een geconcentreerde blik. De vingertoppen tegen elkaar gedrukt. Met het wit-zwarte haar en de wijnrode lippen waar ze om bekend staat. In haar ruimvallende tuniek haast pauselijk. Zo poseerde Lidewij Edelkoort (62) voor de lens van fotograaf Erwin Olaf. Het portret heeft een centrale plek gekregen in haar Parijse studio. Een larger than life Lidewij in het mi
dden van een hagelwitte muur. Pontificaal.
Lidewij Edelkoort als stijlpaus. Misschien laat haar status in de modewereld zich zo nog het beste omschrijven. Ze schrijft geen trends voor, benadrukt ze telkens weer, ze is enkel de boodschapper. Multinationals van H&M tot L’oréal hangen aan haar lippen om te horen wat de toekomst brengt; naar welke kleuren, vormen en stoffen we straks zullen verlangen. Een blik in Edelkoorts trendboek kan het verschil maken tussen miljoenen winst of verlies.
Dit jaar cureert ze de Arnhemse Modebiënnale. Niet zonder obstakels, want ook in de modewereld regeert de crisis. Twee muren in het Parijse kantoor zijn beplakt met foto’s. ‘Die namen zijn bevestigd,’ wijst een jonge assistent me aan. En aan de andere muur, net zoveel foto’s: ‘Onbevestigd.’
Een onmogelijke opgave, zo lijkt het. Maar Edelkoort schrikt niet terug voor risico, misschien omarmt ze het juist. De afgelopen jaren is ze vaak bekritiseerd, om haar vak, om de stelligheid van haar voorspellingen. Vaag zou het zijn, dat stijlgewauwel. Veel fantasie, weinig economie.
Lof is er ook volop: ze is benoemd tot Chevalier in Frankrijk, Ridder in Nederland en kreeg vorig jaar de Prins Bernhard Cultuurprijs als ‘cultuurfilosoof die het debat over de vormgeving van de toekomst mede bepaalt.’
Edelkoort heeft huizen in Parijs, Amsterdam, New York, Normandië en Marokko. Maar ze ziet vooral veel hotelkamers. Het is haar levensstijl: altijd onderweg. ‘Binnen twee dagen maak ik van een lelijke hotelkamer iets leuks,’ zei ze ooit.
Haar kantoor in Studio Edelkoort is een lange open ruimte met grijze vloeren en witte muren. Hier en daar duikt een verdwaalde designstoel op: een grof gebreide fauteuil, een half overdekt bankje, een enorme zitkei. Meer om te zien dan om te zitten.
Edelkoort wacht op me aan het hoofd van de kamer achter een massief bureau bezaaid met boeken en foto’s. Pontificaal. Tussen ons drie schalen met vruchten en croissants. Een zweem aardbeiengeur herinnert me aan onze andere ontmoeting in een Afrikaanse havenstadje, twee weken eerder. Een ontmoeting die niets weg had van een audiëntie.
Marokko, Essaouira. Aan de rand van de stadmuur staat een huis met een verweerde grijze voordeur. Edelkoort doet open. Ze draagt een driekwartbroek en een luchtige blouse met stippen, loopt op sandalen, geen lippenstift. We beklimmen de donkere trapgang van haar riad. ‘Vorig jaar heeft dit huis me gekocht, ‘ zegt ze. ‘Ik kijk graag huizen op het internet en was op een site aan het zoeken naar een appartement in Parijs toen er een verdwaalde advertentie voorbij kwam voor een Marokkaanse riad. Dat zette me aan het denken. Ik hou van het Afrikaanse continent van de kleuren, de vriendelijke mensen, het langzame ritme. En nu heb ik hier een huis.’
De woning is een labyrint van kleine, hoge kamers. Spaarzaam bemeubeld maar zeker niet kil. In één van de vertrekken staat een lange houten tafel vol knipsels, borduursels, stofstaaltjes met rafelranden en een vaasje met verlepte bloemen. De woonkamer heeft een majestueuze haard. We drinken thee op lage banken. Het open raam kijkt uit over de kantelen van de stadsmuur en tussen het geschreeuw van de meeuwen hoor je af en toe de zee.
‘Vanochtend wandelde ik door het stadje om croissants te halen,‘ vertelt ze. ‘Mijn dagelijkse ritueel. Ik ging even in de haven kijken waar de vissers in de weer waren met hun boten. En ik dacht: dit is bijzonder. Dat ik hier mag wonen, mag leven, hier een onderdeel van mag zijn. Dan ben ik even bijzonder gelukkig.’
Edelkoort noemt zichzelf een hypernomade: altijd op reis en overal thuis: ‘Nomaden gingen af en toe nog een paar maanden in een tent zitten, maar de toekomstige mens is voortdurend onderweg. Werken kan tegenwoordig overal, en privé en werk raken steeds meer verstrengeld. Ik reis nooit ergens heen zonder dat het iets te maken heeft met mijn vak. Al het persoonlijke is werk en het werk is persoonlijk. Dat zul je steeds vaker gaan zien.’ Thuis wordt een ouderwets begrip: ’Mijn huis is in mezelf. Dat punt heb ik bereikt.’
Ze praat met lage stem, een tikje monotoon en binnensmonds, alsof de woorden zich met tegenzin laten uitspreken. Maar haar taal is beeldend en rijk. Dat kan ook niet anders: woorden zijn Edelkoorts handelswaar. Meer nog dan voorspellingen, verkoopt ze verhalen, zorgvuldig verpakt in mooie, vaak poëtische, soms zelfbedachte woorden. Ze gebruikt verschillende talen door elkaar: ‘Dat Frans heeft zulke prachtige klanken. Soms blader ik een dag in een Frans woordenboek, gewoon om materiaal te vinden voor mijn teksten. Ik geniet van nieuwe woorden.’
Edelkoort is in Marokko om te werken aan het boek dat verschijnt bij de Arnhemse Modebiënnale. Het thema is door haar gekozen: HET fetishisme: ‘Ons gevoel voor mode begint bij dat eerste stukje stof dat we als baby ervaren. Ik herinner me een nachtpon gemaakt van linnen postzakken. Je kon de letters er nog op zien. Hij was eerder van mijn zus geweest en dus honderden keren gewassen. Hij voelde zwaar en zacht en had een iets te hoge taille. Heel avant garde,’ lacht ze. ‘Margiella avant la lettre.’
Wat was het eerste kledingstuk dat u blij maakte?
‘Ik heb een foto uit 1986 waarop ik een hoepelrok draag van Tomas Maier, nu een beroemd ontwerper. Een wijde tafta rok met tule franjes eronder; balayeuse zeggen de Fransen. Mijn toenmalige vriend maakte een foto waarop je mijn opwinding kunt zien. Ongelooflijke blijheid door een stuk textiel. Dat is wat kleding kan doen.’
Tegenwoordig draagt u vooral zwart, snits die op elkaar lijken. Is dat plezier er nog?
‘Door mijn werk kan ik zelf niet teveel meegaan met trends. Mijn geest moet openstaan. Mijn eigen kledingstijl is een leeg canvas om verwarring met mijn persoonlijke smaak te vermijden. Ik ben iemand die trends opvangt en doorgeeft, geen stijlicoon.’
In uw beginjaren als trend forecaster was dat anders.
Ze glundert: ‘Ik herinner me hoe ik in de jaren zeventig naar restaurant LA COUPOLE ging in Parijs, toen dé plek waar iedereen kwam. Ik had een zwarte overall uit de Korea oorlog aangetrokken, een witte blouse met spitse kraag en een cloche hoed. Ik kreeg acuut applaus toen ik binnen kwam. De hele outfit kostte een schijntje maar had een grandioos effect. Zoiets is nu ondenkbaar. Bijna alles is al gezien, gedaan. Choqueren is haast onmogelijk.’
Jammer?
‘Ja, heel erg jammer. Het spannende van mode verdwijnt. Ik vind het altijd opwindend als ik iemand zie die bijzonder gekleed gaat. Ik zag net op het vliegveld een vrouw met een bontvest en blote armen…zo sexy.’
Heeft u ooit heimwee naar een bepaalde stijlperiode?
‘Ik had graag in de twintiger jaren geleefd. Het idee van bevrijding, dat wilde, alle remmen los. Die tube-achtige jurken en eivormige jassen. De bob. Het was revolutionair. ‘ Dan, met opengesperde ogen en een sneu lachje: ‘Ik leef eigenlijk in een saaie tijd.’
Heerst er dan zo’n saai modebeeld?
Ze zwijgt, neemt een slok van haar thé a la menthe. ‘Weet je, dit is mijn zevende crisis. Ik herinner me nog de oliecrisis van 1972. Mensen waren bang dat er geen energie meer zou zijn om te stoken. De dikke gebreide truien en wanten. waren niet aan te slepen. Toen zag ik voor het eerst hoe textiel meevibreert met maatschappelijke ontwikkelingen.’
Het is de sine qua non van Edelkoorts vak: het samenspel tussen maatschappij en mode. Velen houden zich bezig met het voorspellen van sociale tendenzen, maar Edelkoort weet die visioenen als weinig anderen te vertalen naar garen, stof, tenue. Edelkoort: ‘Door de economische malaise waren we de afgelopen jaren maar met één ding bezig: hardnekkig proberen vast te houden aan wat we vóór de crisis deden. Daar kwam nog een tweede crisis bij: de psychologie van het millenium. Elke eeuwwisseling is een horde die genomen moet worden. Een nieuw millennium schept grote verwachtingen van verandering, maar op 1 januari 2000 werden we wakker in dezelfde wereld. Illusie en desillusie. De afgelopen twintig jaar hebben we daar behoorlijk mee geworsteld. Toen kwam de economische crisis. Nee, het was niet makkelijk de voorbije jaren. Maar het herstel is begonnen. Vandaag is ER het gevoel: we hebben het overleefd! Bravo! We zijn de crises zo spuugzat dat we en masse uit de band willen springen. Ondergronds borrelt er iets extreems. Voor jonge ontwerpers is draagbaarheid plots geen vereiste meer. Mode wordt weer cultuur. Ik noem het Plan B en mijn klanten reageren er heel positief op. De vorm is grootS, gekleurd, grotesk, wild. En het functioneert. Waarom niet het ongebreidelde gebruik van kleuren? Waarom geen vormentaal die volkomen nieuw is met kleding die ons verandert in vreemde rupsen en cocons? De twintiger jaren wordt één van de meest creatieve periodes van de 21e eeuw. We zijn er nog niet, maar het komt. En ik kijk ernaar uit.’
Edelkoort maakt jaarlijks twee trend-reports: dikke boeken met steekwoorden, sfeerbeelden, kleurstalen en stofsamples over het toekomstige seizoen. Zowel grote moderetailers als bekende couturehuizen kopen de trendboeken. Maar Edelkoort maakt ook kleurboeken, lifestyle forecasts mannenkleurboeken weg die maakt ze niet zelf en zelfs een well-being bible. Over kleuren, moet je niet luchtig doen, vindt ze. ‘Het gaat om veel geld en ik voel het als een verantwoordelijkheid. Hele collecties van bedrijven worden op kleurkaarten gebaseerd. Je hebt het over biljoenen.‘
Hoeveel kost zo’n kleurkaart?
‘1800 euro voor een seizoen. Maar die kaart wordt vaak verdeeld onder de verschillende merknamen, Stel GAP koopt een kleurkaart, dan gaan die kleuren ook naar Banana Republic en Old Navy . Bedrijven fuseren, er worden minder kaarten verkocht. En de kleursnippers reizen sans scrupules de oceaan over. ‘
Als je het hebt over miljarden, moet er dan geen nul achter de prijs van de kleurkaart?
Lachend: ‘Dat is het gekke van het hele verhaal: trend forecasting is geen vetpot. Je zou de prijs moeten kunnen relateren aan de omzet, maar zo werkt het niet. En ik maak nog één van de duurdere kaarten.’
Met Studio Edelkoort in Parijs en Trend Union in New York levert Edelkoort ook op maat gesneden adviezen aan bedrijven. Autofabrikant Nissan baseerde de ontwikkeling van de Nissan Micra op haar lifestyleconcept voor de toekomst. Haar steekwoorden: ronde vormen, vrouwelijkheid, milieubewust, familievriend. De Micra werd in 1993 de European en World Car of the Year.
Hoe die steekwoorden tot haar komen, blijft enigmatisch: ‘Ineens is er een woord waarvan ik denk: het klopt. Daar borduur ik op voort. Een paar jaar geleden kwam het sleutelbegrip covered op, we wilden ons bedekken, indekken tegen de crisis. Voor de komende tijd is het gathered, samengebracht: het ik-tijdperk is voorbij, we willen weer meer samenwerken. In de stoffen vertaalt zich dat in stikken, plooien, vouwen. Textiel weerspiegelt de ziel van de maatschappij.’
Hoe voelt u trends aan?
‘Ik heb geleerd om te luisteren als het oog ergens aan blijft plakken. Of dat nou een gordijn is of een gebouw, een bloem of een stopcontact. Daar ís dan blijkbaar iets mee. In het Frans zeg je: être arresté par une idée; gearresteerd worden door een gedachte. Ik zie een servet op tafel in een bepaalde kleur. De volgende dag zie ik die kleur weer op straat en een week later weer. Dan denk ik: er is toch iets met dat verwassen turquoise aan de hand.’
Maar zoekt u specifieke plekken op; wat leest u, kijkt u?
‘Ik doe juist helemaal nooit iets speciaals. Ik doe mijn ding, reis mijn reizen. Ik beleef wat ik moet beleven en daar zit genoeg in woordje echt weg om dit werk te kunnen doen. Ik leef als een doorsnee consument, maar dan twee jaar vroeger. Wat ik nu zie en voel, wil de wereld straks.’
Uw inspiratie komt niet voort uit meditatie of uren brainstormen in een donker hoekje?
‘Nee, het is heel pragmatisch’
Bestaat dat: pragmatische trend forecasting?
‘Ik vind het gek dat mensen mijn vak vaak als louter spiritueel zien. Jazeker, ik heb een spirituele kant, maar daarnaast is er een enorme realiteitszin. Ik weet waar ik mee bezig ben, met wie ik erover moet praten, waar het heen gaat. Dat is geen mediteren, maar redeneren. Ik vertrek vaak vanuit tastbare dingen. Als een hotel me vraagt me om textiel uit te zoeken, begin ik vanuit het hier en nu. Ik huur een kamer in een vijfsterrenhotel, neem een heleboel stoffen mee en ga experimenteren vanuit de vraag: wat is de relatie tussen hotelomgeving en bijvoorbeeld voeding? De zachtheid van de velouté soup op je tong doet denken aan velours. De crispheid van de toast is als een brosse stof. Zo’n benadering vind ik interessant. Hoe mooi de stoffen ook zijn, door de context krijgen ze karakter.’
Wat als de inspiratie niet komt?
‘Juist crisissituaties vind ik inspirerend, dan werkt mijn geest snel. Soms mislukt een project en moet ik binnen enkele dagen een pirhouette maken en een alternatief verzinnen. Dat zijn momenten waarop ik paniek kan voelen. Dan word ik fysiek misselijk en denk: oh’ ze krimpt ineen. ‘Het is geen angst, meer tegenzin. Ik kijk op tegen de energie die het me gaat kosten om alles weer goed te maken.’
Edelkoort groeide op in Wageningen met een oudere en een jongere zus. ‘Ik was als kind heel erg op mezelf. Ik maakte mijn eigen huis in het grote huis waar ik vanalles uit karton knutselde: tafels, poppen, een platenspeler. Het was vlak na de Tweede Wereldoorlog, we hadden niets. In de zomer bouwde ik hutten en tenten. Ik leefde in een fantasiewereld. Mijn ouders hadden geen kind aan me.’ De schooltijd was een vervelende periode: ‘De jaren tussen mijn zesde en zeventiende waren voor mij als een winterslaap. Het was saai, er was te weinig stimulans, ik kon mijn ei niet kwijt. Na mijn afstuderen werd ik wakker en ging ik voor mijn gevoel op de academie weer verder met mijn leven.’
Ze studeerde mode en ontwerp in Arnhem en begon haar carriere als mode-coördinator bij warenhuis De Bijenkorf. Op haar vijfentwintigste verloor Edelkoort onverwachts haar vader aan een hersenbloeding: ‘We waren erg close, altijd plannen aan het smeden om een restaurant te beginnen. Zijn overlijden heeft me diep geraakt.’ Edelkoorts moeder werd drieëntachtig: ‘Het was een complexe vrouw. Maar wel elegant. Ondanks de beperkte middelen altijd met zorg gekleed. Mijn stijgevoel heb ik ongetwijfeld van haar.’
Kun je gevoel voor stijl leren?
‘Nee, dat is aangeboren. Het is de kern van de mode. Stijl geeft mode ziel. Je ziet het goed bij modellen: soms voegt de kleding zich meteen naar een lichaam. Soms hangt het als aan een pop te fladderen. Het zit ‘m in positie en houding; wie je bent en wat je uitstraalt is belangrijker dan de vorm van je botten. Dát is nou iets spiritueels.’
Toch lijkt de mode-industrie meer te focussen op een specifiek lichaamsbeeld dan op elegantie?
‘De modewereld is de weg kwijt. Het kompas werkt niet meer. Niemand weet nog waar het over gaat. Vandaar die onnozelheid, die recepturen waar iedereen zich maar mee bezighoudt en die zich steeds herhalen. Kijk naar de shopping rubrieken in tijdschriften: we worden als lezers voor de gek gehouden. Er zijn bladen die bijna helemaal uit shopping pagina’s bestaan, een samenraapsel van stockfototografie die door de merken wordt aangeleverd. Dat levert niets meer op aan informatie dan wat je op het internet kunt vinden. Het is zielloos.’
Dat is nogal wat voor een trend forecaster om te zeggen.
‘Maar het is de realiteit! De mode-industrie heeft zich volledig vastgedraaid. Alles is in de loop der tijd gereguleerd en wordt door marketing geregeerd: eerst herhaal je de bestsellers van vorig jaar, dan breng je de basisstukken, dan de sleutelstukken die je merk bepalen. Er is geen plek meer voor iets écht nieuws. Vroeger waren er créateurs die extreme mode maakten waar de prêt-a-porter een draagbare variant van was. Nu zijn er nauwelijks créateurs meer. Er zijn alleen nog luxe merken die draagbare dingen maken en als die kleren vertaald worden naar prêt-a-porter wordt het,’ met grote ogen: ‘Héél draagbaar. Zeg maar gerust: onverdraagzaam draagbaar!’
Plots wandelt een man de kamer binnen. Spierwitte haren, twinkelogen. Hij draagt alleen een onderbroek, maar met zo’n huiselijke vanzelfsprekendheid dat er van gêne nauwelijks sprake is. ‘Anton, we hebben bezoek,’ zegt Edelkoort.
Anton Beeke, Nederlandse Grafisch ontwerper en al vijfentwintig jaar Lidewijs levenspartner. We schudden handen en praten wat over Essaouira, de blauwe lucht en de vlakke golven. Misschien wil hij straks naar het strand, zegt hij. En verdwijnt weer. Hij laat de kamer anders achter.
Vier jaar geleden werd Beeke getroffen door een beroerte en kort daarna nog een. Sindsdien gaat het praten moeilijk en is er in hun levens veel veranderd. Edelkoort is part-time mantelzorger. Als ik vraag hoe het gaat, met hun twee, met de zorg, vertrekt haar gezicht plots in een pijnlijke grimas. Ze huilt. ‘Onze relatie was vooral intellectueel,’ fluistert ze. ‘En dat is nu verdwenen.’ Ze houdt twee armen om een gevouwen knie. We zitten in stilte. Ergens zoemt een wasmachine.
Dan: ‘Hij vindt het fijn hier. Daar ben ik blij om. Een jaar na Antons beroerte ging ik voor het eerst in mijn leven door een depressie. Maar het is waardevol gebleken. Het heeft me doen beseffen dat verandering altijd om de hoek loert. Je kunt nooit zeggen dat je er bent, dat je het hebt gemaakt. Het volgende moment kan de wanhoop nabij zijn. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen krankzinnig kan worden. Als een belangrijk anker in je leven wegvalt, moet je herijken. Dat kost tijd. En is pijnlijk.’
Therapie was geen optie, daarvoor is ze teveel onderweg. ‘Ik probeer het zelf een beetje te knutselen,’ zegt ze. Een belangrijke fase was de safari die ze maakte in 2010: ‘Het leek me aanvankelijk vrij benauwend: beesten kijken vanuit een auto. Maar safari is voor mij de beste remedie gebleken tegen depressie. Zodra ik aankom in een kamp en die enorme ruimte voel, oog in oog sta met de dieren, realiseer ik me wat voor een rol je als mens speelt in de orde der dingen. Dat wil zeggen: zó klein’ Twee vingers met een dun spleetje ertussen. ‘Een aangenaam gevoel. Alsof je terug bent in Eden. Het werkt onmiddellijk en steeds opnieuw. Misschien speelt mijn liefde voor het Afikaanse continent mee. Ik voel me hier goed. In Afrika pakt ieder kind je hand en waggelt met je mee door de straat. Iedereen groet je zoals in Nederland eigenlijk alleen nog gebeurt op het water. Vanuit een bootje zwaai je nog naar de wandelaars op de kade. Het plezier van even contact, even die aandacht, zo simpel.’ Ze glimlacht: ‘Eigenlijk is Afrika Nederland op het water.’
U heeft zelf geen kinderen.
‘Nee. Dat is een voorwaarde voor dit nomadische leven. Ik kwam er te laat achter dat ik het wel had gewild. Ik was over de veertig en het lukte niet meer.’
Denkt u soms: wat als…
‘Toevallig had ik het er gisteren over met Anton. Of ik wel met hem getrouwd zou zijn als we een kind hadden. Ik zei: waarschijnlijk. We hebben het af en toe over kinderen. Zonder pijn, maar niet zonder spijt.’
Voelde u de crisis in uw bedrijf?
‘Ik herinner me dat ik er heilig van overtuigd was dat mijn bureau na 2000 een inflatie zou ondergaan. Na al dat voorspellen aan het einde van de eeuw, zou nog weg niemand begin 2000 nog iets willen horen over de toekomst. Ik heb gelijk gehad. Het ging steeds moelijker en vorig jaar was er een punt waarop ik WILDE beslissen: ophouden of doorgaan. Dat was ontzettend zwaar. Ik heb doorgezet omdat ik ergens het gevoel had dat de kentering dichtbij was. Gelukkig blijkt dat ook zo te zijn.’
Hoe is het om de Arnhemse Modebiënnale te cureren? Lang was onzeker of MoBA zou doorgaan.
‘Het is moeilijk, ja. Het geld rolt niet. Ik vind het confronterend omdat alle tegenslag me een duister beeld geeft van de maatschappij. Niemand lijkt meer bereid te investeren in creativiteit en mode. Dus moeten met beperkte middelen een prestigieus plan proberen te realiseren.’
Uw voorspellingen voor de nabije toekomst zijn verrassend rooskleurig. Maar dat moet haast wel om ze verkoopbaar te houden?
Ze glimlacht: ‘Een deel van mijn vak is het geven van energie. Ik moet ervoor zorgen dat mijn publiek zin krijgt om te beginnen aan een nieuw seizoen. Ook als de trends een seizoen saaier zijn dan anders, breng ik ze met élan. Dat ben ik aan mijn klanten verplicht. En op dit moment geloof ik in een rooskleurige toekomst. Letterlijk, zelfs!’
Bent u idealistisch?
‘Zeer. Ik wil graag dat de dingen veranderen, verbeteren, en ik geloof dat het ook daadwerkelijk kan en zal gebeuren.’
Bent u gelukkig?
‘Ik kan mijn geluk goed wegen. Het zit ‘m in kleine momenten: een korte wandeling, een geur, hoe het licht hier de kamer binnen valt, zo schuin op de zwart-witte tegelvloer; het lijkt wel Vermeer in Marokko. Dat heb ik de afgelopen jaren geleerd. Ik wacht niet meer op het allesomvattende Grote Geluk in mijn leven. Ik heb de kleine bouwstenen leren waarderen. Geluksmomenten zijn net legosteentjes; ze zijn klein, ze grijpen in elkaar en vormen samen iets groters.’
Iets moois?
‘Ik heb een makkelijk leven gehad. Alles voor de wind. Ik heb mijn beroep en levensstijl zelf mogen uitvinden. Het is een interessant leven. Ik reis veel, ontmoet inspirerende mensen, er is afwisseling, elke dag leer ik iets nieuws. Als dit is wat het is, dan vind ik het niet slecht.’
Twee weken later, in Edelkoorts minimalistische woning in Parijs. We grasduinen door haar eigen kledingkast. Natuurlijk IS ER veel ruimvallend zwart. Maar ook een indrukwekkende collectie jassen: van bruin verlours tot zebramotief, van zwaar met dikke geborduurde bloemen tot lichte wilde zijde met een grote strik. Ze haalt de jassen een voor een tevoorschijn, houdt ze tegen zich aan voor een grote spiegel. Over een originele Ottoman jas werd ze door een vrouw aangehouden op straat: hoe durft u deze jas te dragen, het is een museumstuk! Ze glundert ‘Sinds kort realiseer ik me dat ik die dingen verzamel. Heel onpraktisch, want als je één kledingstuk niet mee kunt nemen op reis, is het wel een mantel. Dus hangen ze meestal hier in Parijs. Soms trek ik er één uit de kast: even passen, voelen, kijken. De jas is mijn fetish. Het is een prachtig stuk om een grootse entree te maken. Daarna wordt de huls afgelegd. opgehangen weg Dan ben ik weer mezelf. Het is een theatraal middel.’
Ze bergt de stukken terug weg op in het rek. Theater en Edelkoort, dat rijmt wel. Ze lacht: ‘Ik heb wel wat van een conferencier. Ik merk dat ik steeds vaker dramatische middelen gebruik om mijn woorden kracht bij te zetten. Ik chargeer graag. Ik ben iemand die voortdurend wil doorgeven en leren. Dat blijf ik doen tot ik erbij neerval. Mijn werk en mijn privéleven zijn vervlochten: ik kan niet anders.’
En wat als tot het einde van haar dagen de scepsis over trend forecasting blijft bestaan? Ze haalt haar schouders op: ‘Ik kan nog zoveel interviews geven over mijn vak, er is één ding dat ik nooit onder woorden zal kunnen brengen: waarom voorzie ik die trends en anderen niet? Ik kan erover praten maar er blijft iets dat ik niet kan verklaren. Ik begrijp het niet en dat hoeft ook niet. Ik weet dat het zo is. Punt.’
We rijden in een taxi over de drukke Boulevard Saint Jacques terug naar Studio Edelkoort. Een haastig afscheid en dan verdwijnt ze. Terug naar de toekomst. Zonder mantel.
© Sarah Meuleman | VOGUE, 2013 vogue.nl