Barbaarse speech Stadsschouwburg
Stel je voor: een prille lentedag, op het Amsterdamse Leidseplein. Het is lekker druk. Toeristen zwermen rond, tasjes sjokken voorbij, trams rinkelen. Daar, op een van de terrassen, aan een plastic tafel onder een Bacardiparasol zitten twee mensen: Ludwig von Beethoven en Lady Gaga. Ze bestellen een drankje. Beethoven een biertje, Gaga een Cosmopolitan, please. Hij in een overhemd met gestrikte witte kraag en glimmende laarzen. Zij, quasi-nonchalant, in een jurk van aan elkaar genaaide stukken rauw vlees op fluo-gele wiebelhakken. Twee muzikale iconen: de klassieke componist en de popster.
Zouden ze elkaar iets te vertellen hebben?
Lady Gaga met haar wereld van geile zangers en opgedirkte zangeresjes, van snelle hits en flitscarrieres, van roem als zelfbevrediging. Mijlenver verwijderd van de trage tijd van Beethoven, waar nog ruimte was voor authentieke passie, vakmanschap en diepgang. Beethoven en Lady Gaga aan één tafel; dat moet wel leiden tot lange, pijnlijke stiltes.
Maar ik geloof het niet. Zinderen zal het! Knetteren tussen de achttiende-eeuwse romanticus en de postmoderne furie. Beethoven valt als een blok voor Gaga’s honger naar vernieuwing, haar lef om te experimenteren en haar knieval voor het publiek. Sterker nog: hij herkent zichzelf in haar. Surfend op de trends van de tijd, de grenzen van de goede smaak aftastend. Deed Beethoven niet precies hetzelfde met zijn negende symfonie? Vandaag een klassieker, een pronkstuk van onze moderne beschaving, maar in Beethovens tijd door menig collega en recensent bekritiseerd en zelfs weggezet als smakeloos, pompeus en triviaal. Tijdens de eerste uitvoering verliet de helft van het publiek de zaal; niet ontevreden, maar vooral omdat ze uitgeput waren door zoveel muzikaal geweld. Beethovens negende als monster.
En vandaag is het de beurt aan Lady Gaga. Muzikaal niet serieus te nemen, die vrouw. Hoogstens opmerkelijk als cultureel verschijnsel, haar succes het bewijs van een wereldwijde culturele erosie. Gaga zélf heeft er lak aan. Sterker nog: trots noemt ze zich op Twitter ‘Moeder monster’ en spreekt haar zeventien miljoen volgers aan met ‘monstertjes’. Het is zover: Beethoven heeft een monstercultuur voortgebracht die er zelfs prat op gaat. Hadden zijn critici dan toch gelijk?
Nee, zegt de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco. In zijn boek De barbaren beschouwt hij Beethoven als historisch omslagpunt. Op scherpzinnige wijze beschrijft Baricco recente culturele ontwikkelingen, zonder die te veroordelen. Schertsend doopt hij de cultuurgebruiker van vandaag tot ‘barbaar’.
En wat wil de barbaar? Diepgang heeft hij verruild voor associatie; de barbaar weet liever een beetje over veel, dan alles over een enkel onderwerp. Zijn wereld is wijds, dankzij globalisering, het internet en talloze technologische revoluties. Maar ook bedrieglijk klein door supersnelle internationale transacties en contacten. De barbaar heeft op elk moment toegang tot miljoenen prikkels en wil daar voortdurend mee spelen. Hij houdt van spektakel, van instant genot en wil vooral verrast worden.
Ik herken me in die barbaar. En Baricco’s boek deed me goed. Want, jazeker, ook ik maakte me zorgen over de spektakelcultuur, over het nefaste effect op de kunsten. Waar moet het heen met kunst als entertainment, toegankelijkheid en populariteit de belangrijkste criteria worden? Net als zoveel makers, bezoekers en fondsen was ik gezwicht voor het aanstekelijke culturele doemdenken. Nee, erger dan dat, besmet met een modieus soort cultuurfatalisme.
Een fatalisme dat in feite niets meer is dan een misverstand. Cultuurfatalisme ziet ontwikkeling aan voor erosie. Ze koestert de ouderwetse tegenstelling tussen hoge en lage kunst. Tussen kunst voor de elite enerzijds en kunst voor de burgerij anderzijds. Tussen pure kunst voor enkelen en bezoedelde kunst voor velen. Tussen Toneelgroep Amsterdam en Joop van den Ende. Tussen Madame Tussauds en het Stedelijk Museum. Ook ik maakte me er schuldig aan. Ook ik wilde de kunst zoals ik die ken verdedigen. Ik was de voorbijganger die Lady Gaga en Ludwig von Beethoven liever niet zag proosten. Ook ik voelde me bedreigd.
Maar als er één advies is dat ik uit het boek van Baricco heb onthouden, één zin die ik wil doen nazinderen, is het deze: wees niet bang voor de barbaren. Nogmaals:
wees niet bang voor de barbaren!
Niet de barbaar marginaliseert de kunsten. Dat doen de kunsten zelf. Daar hebben ze, geloof me, zelfs de PVV niet voor nodig. De cultuurfatalist maakt een cruciale denkfout. Hij veronderstelt dat de betekenis van kunst an sich op de helling staat. Niet de waarde van kunst staat ter discussie, maar haar gedaante. Kunst bevindt zich op een historisch kruispunt. Er is veel veranderd in de ervaring en de beleving van haar toeschouwers. Ze moet meegeven, maar weigert. Lef. Het ontbreekt aan lef en vertrouwen. Om de ervaring van Tussauds in het museum toe te laten. Om Shakespeare en van den Ende op ingenieuze wijze te verenigen. Om Lady Gaga en Ludwig von Beethoven aan één tafel te zetten. Zonder de drang om daar vervolgens commentaar op te leveren. Of de bittere bijsmaak je lelieblanke ziel aan de duivelse barbaren te hebben verpatst.
In het VPRO-televisieprogramma Sarah’s Barbaren interview ik kunstenaars die zonder schroom of schaamte de barbaarse cultuur onderdeel maken van hun werk. Zoals Brits kunstenares Sarah Maple die zich laat inspireren door Walt Disney. Of pro-skater Ed Templeton die Street Art naar het museum brengt. Of Lana del Rey, de zangeres die handig gebruik maakt van YouTube, zonder daarmee haar muzikaliteit te verkwanselen. Ze zijn er wel degelijk: kunstenaars die geen angst hebben voor de barbaren, maar hen begrijpen en toelaten.
Misschien is Lady Gaga later de Beethoven van nu.
Doet die suggestie je huiveren? Welnu, die huivering is de verlamming. Die huivering is wat ons tegenhoudt een eigen draai te geven aan de cultuur van spectaculariteit die verandering afdwingt. Cultuurfatalisme verlamt. De echte vijand van onze cultuur, zijn de grootste kunstliefhebbers. Zij die krampachtig de infiltratie van toegankelijkheid en spectaculariteit bevechten. Zij die tot het einde ‘hun’ lezing van de beschaving bewaken. Alsof ze door een winkelruit de barbaren aanschouwen. Terwijl die ruit in wezen een spiegel is; het gehate beeld een reflectie van henzelf.
Want de waarheid is dit: de barbaren, dat zijn wij. Niet de tieners die hier pas over twintig jaar de bakens komen verzetten. Maar wij, lezers van deze krant: wij zijn barbaren omdat we leven, of leren te leven met de gloednieuwe paradigma’s van een barbaarse cultuur.
Ik rond af met een quote. Nee, niet eentje van Winston Churchill, Friedrich Nietzsche of één van die andere usual suspects die zich zo nu en dan in opiniestukken manifesteren met een parmantige soundbite. Ik eindig met de woorden van een eenentwintigse-eeuwse populaire televisieheld: marketingkoning Don Draper uit de hitserie Mad Men. Hij zei ooit: ‘Change isn’t good or bad. It just is.’ Stop met huiveren en schamperen. Verandering is. Doe er wat mee!
Ingekorte versie van de speech uitgesproken op 12 januari in de Amsterdamse Stadsschouwburg, zoals gepubliceerd in NRC en NRC.Next.